-persteksten -
- onze concertverslagen HIER ! -
|
hoofdpodium 16u30 Terence Blanchard (trompet), Charles Altura (gitaar), Taylor Eigsti (piano), Gene Coye (drums), David Ginyard Jr. (bas)
Het in 2015 uitgebrachte ‘Breathless’ op het Blue
Note-label, is de basis waarop deze set draaien zal, verwittigd luistert
men dubbel. Samples en electronica en een kei goeie band moeten dit op
Gentjazz waarmaken. Het ging er lustig en groovy aan toe maar de vettige
funk was thuis gebleven. Maar waar schortte de zaak? Nooit komt de set
écht van grond. Ligt het misschien aan de basis zelf, ook de CD
‘Breathless’ zelf overtuigt niet volledig. Een goeie leuke set, daar niet
van, maar het leek gas geven met de handrem op. Samen met E-Collective
neemt Blanchard afstand van het warme, akoestische album Magnetic
(2013), om ergens tussen funk en fusion uit te komen. Tussen wal en
schip is veel gezegd, kleuren en klanken zijn er op zich te mooi voor,
maar je wordt nooit meegesleurd in het geheel. Je staat er bij en je
luistert er naar. Trompettist, componist en producer Terence Blanchard
staat al jaren als één van de veelzijdigste en productiefste
jazzgrootheden bekend. Maar niet alles wat hij aanraakt veranderd in
goud. Met zijn band E-Collectiv lijkt hij hier wat aan te drentelen,
even the full drive kwijt?
Luque
garden stage 17u50 -19u50 - 21u50 Adam Benjamin (keyboards), Shane Endsley (trompet), Kaveh Rastegar (bas), Ben Wendel (tenorsaxofoon), Nate Wood (drum), Daedelus (dj/effecten)
De jongens waren al in volle gang als we er aan kwamen
voor de eerste set, maar scoorden direct, leutige muziekjes, als
fracties door elkaar gegooid op een groovy basislijn, smeuïge saxen en
andere leuke dingen voor de mensen. Geen tijd voor monitors en dies
meer, de eerste set ging technisch vrij rudimentair van start. Niet dat
dit er aan te horen was. De hutsepot van jazz, rock en elektronische
muziek werd naadloos met elkaar vervlochten. Samen actief op zoek gaan
naar een diepere synthese van akoestische muziek en elektronica was de
boodschap om zo een veelkoppig muzikaal beest te creëren onder de naam
‘Kneedelus’ (2015). Electronica niet als een bijkomend en meeveranderend
akkefietje, maar als een basic gegeven, volwaardig in het geheel. De
beat zette wel aan tot dansen, hoewel hij er met momenten iets te
complex voor was , want alles was wisselend en inwisselbaar, muziekjes
zonder zekerheden en niets leek wat het eerst scheen te worden, spelen
dus, maar dan wel érg letterlijk!
Luque
hoofdpodium 18u30 Wout Gooris (piano), Nathan Wouters (contrabass), Erwin Vann (saxofoon), Hayden Chisholm (saxofoon), Stijn Cools (drums)
Debuteerde het Trio Wout
Gooris in 2014 met ‘Current’ en won het trio daarna de Jong Jazztalent
Gent 2015 (een wedstrijd waarbij jaarlijks een band de gelegenheid
krijgt om een bijzonder project te realiseren) kan men nauwelijks toeval
noemen, en toch…
Luque
hoofdpodium 20u30
Kamasi Washington (tenor sax)
Aan de met superlatieven overladen CD van Kamasi
Washington 'The Epic' ben ik een dagje voor het concert te Gent
begonnen, 3 CD’s, da’s lang luisteren. Effe aanpassen, koor, violen, een soort sound
Wall en daarbovenop het zweverige maar rauwe sax spel van Kawasi. In
eerste instantie best indrukwekkend, maar bij nader horen herkenbaar.
Dit soort van “experimenten” zijn in de jazz geen nieuwigheden. Sorry,
ik kan er direct geen massa’s namen op plakken maar aan een deja-vu
effect kon ik niet ontsnappen. Zelfs Charles Mingus was niet ongevoelig
voor dat soort van uitstapjes. Ik kan me voorstellen dat het voor
sommige en vooral jonge mensen erg machtig over komt, maar na de tweede
CD lijkt een indigestie onontkoombaar, de muur van geluid weegt op je
trommelvlies als een vracht slagroomtaarten je maag kan bezwaren. Trop
is te veel, zodat de derde CD een verademing is en tevens het beste
nummer "Re Run Home" van het drietal behelst. Bij een nummer gebaseerd
op Claude Debussy, ‘Claire de lune’ gaat hij dan weer volledig de mist
in, buiten de aangegeven naam Debussy als auteur was enige Debussy ver
te zoeken.
In tegenstelling met het Nord See Jazz Festival
kwam Kamasi Washington zonder strijkers en koor naar Gent. Maar de sfeer
van de CD bleef overeind op het podium. A-commercieel is een
understatement, het swingt de pan bepaald niet uit. De bijhorende
zangeres was van matig tot flauw en meer een rem dan een stuwende kracht
achter het programma. Samen met bloedbroeder Lamar brengt hij de
problematiek van de Afro-Amerikanen in de V.S. weer onder de aandacht,
dat valt niet te ontkennen. Door de grote bezetting op de CD en het
reproduceren er van op het podium, onderging de set de vrij statische
sfeer die uit de Cd-blauwdruk voort kwam. De afwezigheid van strijkers
en koor maakte de zaak niet levendiger, er werd strikt aan de partituur
vast gehouden. Niet steeds even sterk en gelijkmatig, maar in zijn
geheel genomen een krachtig statement.
hoofdpodium 22u30
Ibrahim Maalouf (trompet), Frank Woeste (piano), Scott Colley (contrabas), Mark Turner (saxofoon), Clarence Penn (drums)
Oum Kalthoum, een Egyptische zangeres en
monument krijgt hier een ode van formaat. Met een kleine inleiding en
een oud-speler/zanger die het thema en de sfeer aangaf, kregen we
een instap in de 90 minuten durende exposé, waar dat ene kleine
themaatje steeds opnieuw hersponnen werd tot telkens opnieuw een extra
benadering.
Steeds opnieuw een andere beschouwing, een
fijnere invalshoek. Ibrahim Maalouf zijn we nu eenmaal gewoon van het
hardere werk op het randje van de rock af, elektrisch, gedreven,
loeihard. Maar hier, samen met zijn kompanen, gaat hij de
minimalistische toer op, met op het einde toe, solo’s met amper noten,
waar de stiltes de regel zijn en het thema daar flinterdun doorheen
dwarrelt. Maar ook Mark Turner blaast dezelfde fijnmazige muziek met
momenten meer lucht dan noten. Anderhalf uur kantwerk waar Frank Woeste
aan de piano die datzelfde thema tot twinkelende tierlantijntjes
verknipt en Scott Colley die de melodie mee de diepte in neemt. Géén
ogenblik van verveling, deze hymne aan Oum Kalthoum bracht je tot op het
puntje van je stoel. Oosterse en westerse verstrengeling in een
quartetjasje, een westerse cocon om een oosterse vlinder van het
Arabische lied.
Luque
garden stage 00u00
Seb Rochford (drum), Tom Skinner (drum), Theon Cross (tuba), Shabaka Hutchings (saxofoon, klarinet)
© Rhythm Passport.com
Bij de garden stage kon het contrast niet groter
zijn, Sons of Kemet, daverden met hun Ska geïnspireerde jive, gedreven
door twee drummers iedereen tot dansen. Dynamiek als minimum, tuba en
sax als jagende en opjuttende hijgende honden die de drive de tent in
blaften, met korte hortende, in stoten verkapte melodieën. De twee
drummers verstrengelden hun spel in dubbelmaatse ritmes, opjagend en
opgejaagd door de blazers. Het werd een hossen en hollen, funky
Caraïbisch geïnspireerde holderdebolder dwarrelende kopers en drums die
arm in arm over en door de ritmes raasden. Een cafeïneshot om klaar
wakker van te worden, dit kon nog een lange nacht worden, maar wij
moesten nog naar huis. Genoteerd met vijf dubbele stip “Sons of Kemet”!
Luque
|
© JAZZEPOES